Duik in het betoverende microkosmos van William Forsell Kirby, de Victoriaanse virtuoos die de studie van Lepidoptera omvormde van een verfijnde hobby tot een wetenschappelijke revolutie. Deze in Leicester geboren vlinderfluisteraar catalogiseerde niet alleen wezens; hij orkestreerde een symfonie van schubben en vleugels, waarbij hij taxonomische boeken omtoverde tot betoverende saga's van zesbenige pracht.
Kirby's magnum opus, "A Hand-book to the Order Lepidoptera," is niet zomaar een stoffig academisch boek—het is een poort naar een wereld waar iriserende morpho's dansen met gotische doodshoofdvlinders, elke pagina een caleidoscoop van biodiversiteit die zelfs de meest doorgewinterde naturalist zou doen duizelen. Maar Kirby was niet tevreden om in één veld te blijven fladderen; zijn "Synonymic Catalogue of Orthoptera" sprong in het rijk van sprinkhanen en krekels, waarmee hij bewees dat zijn entomologische expertise allesbehalve orthopteran-dun was.
Alsof het ontleden van insecten niet genoeg was, hanteerde deze renaissance man van insecten zowel pen als penseel, en creëerde kunstwerken die wetenschappelijke precisie met etherische schoonheid verenigden, elke penseelstreek een liefdesbrief aan de over het hoofd geziene aristocratie van geleedpotigen. Toch was misschien Kirby's meest gedurfde sprong zijn dans tussen Darwin en goddelijkheid in "Evolution and Natural Theology," waarin hij durfde te suggereren dat God wel eens de ultieme lepidopterist zou kunnen zijn, die de delicate dans van de evolutie begeleidt.
Van de veilinghuizen van Londen tot de heilige zalen van het Natuurhistorisch Museum, Kirby's nalatenschap fladdert voort, een bewijs van de man die ons leerde dat ware schoonheid vaak op ragfijne vleugels komt, en dat soms de diepste waarheden te vinden zijn in de kleinste wezens.