Henri Rousseau
Henri Rousseau is de grote paradox van de moderne kunst: een Parijse douanebeambte die jungles schilderde die hij nooit zag, maar ze toch levendig genoeg maakte om generaties te achtervolgen. Geboren in 1844 in Laval, Frankrijk, begon hij pas serieus te schilderen in zijn veertiger jaren, een autodidactische dromer die door critici als naïef werd afgedaan.
Zijn zogenaamde “primitieve” stijl—afgevlakte perspectief, lumineus gebladerte, figuren die balanceren tussen onschuld en dreiging—brak elke academische regel, en bouwde daardoor een nieuwe visuele taal. Werken zoals The Sleeping Gypsy (1897) en The Dream (1910) voelen zowel kinderlijk als angstaanjagend aan, verlicht door de ijzingwekkende kalmte van dromen die te helder zijn om te ontsnappen.
Rousseau's junglescènes werden geschilderd vanuit Parijse tuinen en geïllustreerde boeken, maar ze vingen een onderbewuste wildernis—van verlangen, angst en vrijheid—die geen realist ooit zou kunnen vastleggen. Zijn tijdgenoten bespotten hem, maar Picasso, Apollinaire en de surrealisten zagen wat hij werkelijk was: een visionair die verbeelding weer respectabel maakte.
Rousseau stierf in 1910, arm en bespot, maar zijn invloed verspreidde zich door het surrealisme, modernisme en elke kunstenaar die ooit geloofde dat oprechtheid de verfijning kan tarten. Hij schilderde niet wat hij zag, maar wat hij voelde—en dat was uiteindelijk de echte revolutie.