Francisco Goya
Francisco Goya leefde binnen de kneuzing van de Verlichting. Zijn Spanje was ziek van bijgeloof, geweld en angst, en hij schilderde zijn koorts in streken van zuur en roet. Hofschilder van koningen, kroniekschrijver van boeren, getuige van oorlog, hij weigerde illusie. In zijn portretten rotten aristocraten achter kant en poeder; in zijn etsen delen priesters en generaals dezelfde grimas als beesten. Goya's “Caprichos” fileerde hypocrisie met chirurgisch gelach. “De Rampen van de Oorlog” ontdeden het rijk van glorie en lieten bot en stilte achter. Laat in zijn leven, doof en gedesillusioneerd, schilderde hij op zijn muren: Saturnus die zijn kind verslindt, heksen in de lucht, gezichten half opgegeten door duisternis. Die muurschilderingen waren geen waanzin maar profetie—kunst die verder ziet dan de rede, waarheid die schreeuwend uit de put van de menselijke geest wordt gesleept.