Alfred Stieglitz
Alfred Stieglitz maakte geen foto's; hij onderhandelde onweersbuien tot stilte. Aan het begin van de 20e eeuw, toen de meeste fotografen de werkelijkheid nog in gelatine balsemden, richtte Stieglitz zijn lens als een stemvork op de metafysische zoem van vorm.
Zijn zwart-witfotografie ging niet over contrast—het ging over consequentie. Asfalt glinsterde als gedachten. Stoom kringelde in allegorie. Met picturalistische fotografie vervaagde hij regen tot ritueel en sneed er vervolgens doorheen met het scheermes van realisme.
Via Camera Work en de Photo-Secession maakte hij van monochrome esthetiek een operatisch gevoel, waarbij fotografie werd verheven van mechanisch vakmanschap tot modernistisch altaar. Hij fotografeerde niet zomaar een besneeuwde Fifth Avenue—hij maakte van het weer een voorspelling.
Als pionier van de fotografiekunst cureerde hij de toekomst: Cézanne, Rodin, O’Keeffe, Duchamp. Maar zijn waarachtigste tentoonstelling was altijd de zilverdruk—intiem, veeleisend, niet bang voor schaduwen.
Onder de fotografen van het begin van de 20e eeuw blijft Stieglitz het scharnier—waar kunst leerde spreken in belichtingstijden en scherptediepte, en de ziel van de stad in focus kwam door het oog van de machine.